ROOTES

Rootes Motors Limited, ook bekend als de Rootes Group, was een vooraanstaand Brits automobielconcern met een rijke geschiedenis. Opgericht in 1913, speelde het een cruciale rol in de Britse auto-industrie. Rootes Group stond bekend om het produceren van diverse automerken die elk uniek waren in hun stijl en prestaties. 1913, William Rootes sticht een autoverkoop onderneming in Kent te Hawkhurst. De bedrijfszetel werd zeer vlug verplaatst naar Maidstone, nog steeds in Kent. Vanaf 1924, werd de onderneming de grootste autodealer van diverse merken van het hele Britse imperium. Vanaf 1928, zal Willam samen met zijn broer Reginald Rootes, met hun ondernemening zelf rechtstreeks voertuigen produceren van bepaalde merken; en die ze eveneens zullen verkopen. De twee broers kopen “Hillman” en de carrossier “Thrupp & Maberly” in 1928, daarna “Humber” en “Commer” in 1929 en 1931, en tenslotte” Karrier” in 1934. Door de liquidatie van het ”Sunbeam-Talbot-Darracq” consortium, kopen ze eveneens “Clément-Talbot” en “Sunbeam” in 1935. Echter, al deze merken vormen een merkwaardig geheel. Geleidelijk, en in enkele jaren tijd, juist voor de tweede wereldoorlog, harmoniseren de Gebroeders Rootes dit geheel door een kleiner aantal motoren, chassis en carrosseries te gebruiken; en tevens door verschillende afwerkingen aan te bieden. Zo blijven er vanaf 1938, 3 merken personenwagens : -Hillman : de populaire modellen, -Humber : de limousines en prestige wagens, -Sunbeam-Talbot : de sportwagens, en 2 merken beroepsvoertuigen : -Commer : de bedrijfsvoertuigen, -Karrier : de vrachtwagens. In 1940, werd de autoproductie stopgezet en de Rootes Group fabrieken, hoofdzakelijk nabij Coventry, worden volledig ingezet voor de productie van oorlogsmateriaal. Na het conflict, worden er opnieuw personenwagens geproduceerd en nieuwe modellen verschijnen, hoofdzakelijk beinvloed door de amerikaanse stijl, maar wel aangepast aan de behoeften van de diverse markten van het Britse Rijk. De productie stijgt zienderogen en de Rootes Group wordt op het einde van de jaren vijftig de 3de grootste Engelse constructeur. De wagens van de Groep werden toen over de hele wereld geexporteerd. In sommige landen gebruikt de Rootes Group de meer gekende merken om hun wagens te verkopen. Bij voorbeeld in Australie en Nieuw-Zeeland worden de “Hillman” modellen als “Humber” verkocht. In Japan, wordt de “Hillman” Minx geproduceerd door “Isuzu”. Tijdens dat decenium zal de Rootes Group een laatste merk opslorpen : “Singer” in 1956. De wagens van het “Sunbeam-Talbot” merk (ondertussen werden het “Sunbeams”) wonnen toen verschillende grote internationale wedstrijden, waaronder vooral rallys ( waaronder die van Monte-Carlo in 1955). De jaren zestig zouden het einde betekenen van de Group, ondergecapitaliseerd en in de onmogelijkheid de verschillende “grote stakingen” te overbruggen. De lancering van de kleine “Hillman Imp” met achterwielaandrijving die in Schotland geproduceerd werd, blijkt een fiasco zowel op commercieel als financieel vlak. Dit veroorzaakt de verkoop van een deel van de bedrijfsaandelen aan Chrysler in 1964, in een poging de zaken te redden; daarna volgt de volledige overname door Chrysler vanaf 1967. Chrysler zal ook tijdens deze periode in Spanje “Barreiros” overkopen en “Simca” in Frankrijk. In vele landen ( o.a.. in Europa of de USA ), werden de “Hillmans” en de “Humbers” verkocht onder de naam van “Sunbeam”, die beter gekend was van het grote publiek. Chrysler Europa werd gesticht in 1970 en de naam “Rootes Group” verdwijnt dan volledig. Chrysler krijgt het nadien zeer moeielijk om de Franse en Engelse “erfenissen” te integreren onder één gemeenschappelijke noemer. Het merk Singer verdween als eerste in 1970, en tegelijkertijd verschijnt er een eerste model onder de “Chrysler” merknaam ( de 160 en 180), echter helaas zonder het verhoopt succes. De merken “Humber”,” Hillman” en “Sunbeam” verdwijnen op hun beurt in 1976. De “Hillman” Avengers die gebouwd werden in Schotland en de “Hillman Hunters” die gebouwd werden in Ierland, worden allemaal “Chryslers”. De bedrijfs-voertuigen “Commer” en de vrachtwagens “Karrier” worden verder op de markt gebracht als “Dodge”, eveneens in 1976. Al deze modellen, ontworpen door de Rootes Group, werden nog enkele jaren behouden onder de merknaam Chrysler. Chrysler-Europa wordt dan finaal succesvol met de nieuwe modellen ontworpen in Engeland, maar met Franse engineering ( de “Chrysler 1308” en de “Chrysler Horizon”). Eind jaren zeventig, zal een “Chrysler Sunbeam” de gamma vervoegen om de activiteit van de Schotse vestiging te blijven verzekeren. De “Hilman Avengers” worden verkocht in Zuid Afrika onder de naam van “Dodge Avenger”, in Noord-Amerika onder de naam “Plymouth Cricket” en in Zuid-Amerika onder de naam van “Dodge” ( model “1500” in Argentinie en “1800” of “Polara” in Brazilie). Spijtig genoeg verliest Chrysler teveel geld en verkoopt uiteindelijk het geheel van Chrysler in Europa aan Peugeot in 1978. Dezelaatste stopt onmiddellijk de productie van de “Hunters” in Ierland. Al het productiemateriaal wordt verkocht en wordt overgebracht naar Iran. Peugeot besliste toen eveneens het oude merk “Talbot” te doen herrijzen, dat alle vroegere modellen gecreërd door Simca, Chrysler-Europa (de Sunbeam) en Rootes (de Avenger) overneemt die nog in productie waren. Een “Talbot Sunbeam Lotus” wint in 1981 het inter-nationaal Rally Kampioenschap. Dit betekende een laatste hoogtepunt voor Engeland. Maar, dit avontuur was van korte duur. De productie van de laatste modellen, ontstaan onder de Rootes Group, stopt datzelfde jaar in 1981. De laatste exemplaren werden verkocht als speciale reeksen in 1982 zoals de “Sunbeam Lotus Avon”. En het merk “Talbot” verdwijnt weer in 1986. Merkwaardiger wijze, was dit niet helemaal einde verhaal. Inderdaad, vanaf 1980 in Zuid-Amerika, zal Volkswagen de productie verder zetten van de “Dodge 1500” onder haar eigen naam (“VW 1500”) en wel in Argentinie. Na enkele kosmetische updates zal het model overleven tot in 1990 ! En in het Midden-Oosten, had de Iranese regering vroeger reeds een contract afgesloten met de Rootes Group, om daar vanaf 1969, een gamma te produceren gebaseerd op de “Hillman Hunter” die verscheen in 1966. Het transfereren van het productiemateriaal voor de “Chrysler Hunter” vanuit de fabriek in Ierland, zou het bestaan van de “Peykan” wagens waarborgen tot na 1979. De “Peykan” werd er verder ontwikkeld met de jaren, zodat het de populairste wagen van Iran werd. De productie ervan zou slechts stoppen in 2005, nadat de oorspronkelijke “historische” Rootes motoren werden vervangen door die van Peugeot.